Verfijning van de cassatierechtspraak wat betreft de afbakening van de beoordeling van de witgewassen vermogensvoordelen.

Op 5 februari 2019 velde het Hof van Cassatie een interessant arrest. Dit arrest behandelt de problematiek van de vermogensvoordelen die een rechter verbeurd moet verklaren als gevolg van een veroordeling voor witwassen in relatie tot de aanhangig gemaakte feiten; m.a.w. in relatie tot de saisine van de strafrechter.

De saisine van de strafrechter omvat de door de vervolgende partij bij het vonnisgerecht aangebrachte feiten. Het is de akte van aanhangigmaking (dagvaarding of beslissing tot verwijzing door een onderzoeks-gerecht) die de zaak bij het vonnisgerecht aanhangig maakt en die de feiten bepaalt waarvoor wordt vervolgd. De strafrechter kan enkel uitspraak doen over de feiten die regelmatig bij hem aanhangig zijn gemaakt.

In de zaak die aanleiding gaf tot het hier besproken cassatiearrest, werd het arrest van het hof van beroep van Gent verbroken wegens overschrijding van de saisine door de appelrechters; lees: “Zij deden uitspraak over feiten die niet bij hen aanhangig waren”.

De zaak die aan de appelrechters was voorgelegd omvatte drie tenlasteleggingen (verder TL):
– TL A: misbruik van vertrouwen ten nadele van BVBA V.;
– TL B: witwassen van het bedrag van 536.444,88 euro als illegaal vermogensvoordeel voortkomend uit de telastleggingen A en C
– TL C: Ontduiking in de personenbelasting van het bedrag van 536.444,88 euro.

De appelrechters spraken de beklaagde vrij voor TL A (misbruik vertrouwen) en veroordeelden hem voor TL B en C tot o.a. een verbeurdverklaring van 350.000 euro. In de motivering schreven de appelrechters dat niet kon worden vastgesteld dat de gelden voortkwamen uit de BVBA V. Maar tegelijkertijd merkten zij op dat ook als het precieze misdrijf waaruit de gelden voortkomen niet met zekerheid kan worden gepreciseerd, niets belet dat op grond van feitelijke gegevens de wettelijke herkomst van de bedragen is uitgesloten. Zonder hier verder in detail te willen treden kwam de motivering erop neer dat de gelden die werden witgewassen voortkwamen uit misbruik van vertrouwen (het zgn. basismisdrijf) ten nadele van diverse vennootschappen van de beklaagde. Dit was volgens de appelrechters niet beperkt tot de verduistering ten nadele van BVBA V bedoeld onder TL A.

Die beoordeling vond – terecht – geen genade in de ogen van het Hof van Cassatie.

Bij de beoordeling van het cassatieberoep herhaalde het Hof allereerst nog eens haar vaste rechtspraak dat het in principe niet vereist is dat de rechter het precieze misdrijf kent waaruit de vermogensvoordelen voortkomen die worden witgewassen voor zover hij elke legale herkomst of oorsprong daarvan kan uitsluiten.

Het Hof benadrukt dat dit principe een beperking kent als blijkt dat de witwastenlastelegging het specifieke misdrijf opgeeft waaruit het witgewassen vermogensvoordeel voortkomt. In dat geval kan de rechter enkel oordelen over het witwasmisdrijf binnen de perken van het afgelijnde basismisdrijf.

Dit laatste was nu net waar de appelrechters in de fout waren gegaan. De witwastenlastelegging, TL B had specifiek betrekking op gelden verduisterd ten nadele van BVBA V, en niet op misbruik van vertrouwen ten nadele van andere vennootschappen beheerd door dezelfde beklaagde.

Samengevat, als de witwastenlastelegging het specifieke misdrijf opgeeft waaruit het witgewassen vermogensvoordeel voortkomt, dan mag de rechter enkel oordelen over het witwasmisdrijf in zoverre dit het vermogensvoordeel tot voorwerp heeft dat voortkomt uit het opgegeven misdrijf. Zo niet treedt hij buiten zijn saisine.

Zie: Cass. 5 februari 2019, P.181010.N

© Patrick WAETERINCKX

Share this Post

Terug naar overzicht