Taalgebruik : vaarwel of tot weerziens aan de sanctie van absolute nietigheid in (burgerlijke) rechtszaken ?

Het taalgebruik in rechtszaken is altijd een gevoelig thema geweest in onze Belgische context.

In het verleden werden een aantal zuiver formele gebreken gesanctioneerd door een absolute nietigheid van het gebrekkige procedurestuk. Zelfs wanneer geen van de partijen de nietigheid van het stuk opwierp diende de rechter ambtshalve deze nietigheid uit te spreken, en dit zelfs wanneer de gebrekkige akte de belangen van partijen niet schond. De strenge sanctie vond haar rechtvaardiging in de beschermingslogica van taalminderheden binnen bepaalde regio’s.

In zijn hervormingsdrang heeft de Minister van Justitie Koen Geen deze nietigheidssanctie niet gespaard.

Met de pot-pourri VI-wet werd artikel 40 van de wet op het taalgebruik in rechtszaken grondig gewijzigd. Voortaan zijn de schendingen van deze wet niet meer gesanctioneerd door een absolute nietigheid, maar enkel nog door een relatieve nietigheid.

Dit heeft tot gevolg dat de (burgerlijke) rechter niet langer ambtshalve de nietigheid dient op te werpen bij een schending van de wet op het taalgebruik in rechtszaken. Voortaan behoort het enkel nog de procespartijen toe om deze nietigheid op te werpen. Bovendien zal de klagende partij moeten aantonen dat haar belangen door de schending werden gekrenkt. Enkel wanneer deze twee voorwaarden zijn verenigd zal de rechter tot de nietigheid van de gebrekkige procedureakte kunnen besluiten.

Deze wijziging is van toepassing sedert 9 juni 2018 en dit op alle procedures die sindsdien aanhangig zijn gemaakt. Voor wat betreft de procedures ingesteld voor 9 juni 2018 blijft de sanctie van de absolute nietigheid de regel.

We veronderstellen dat ingevolge deze wetswijziging een schending van de wet op het taalgebruik in rechtszaken in de toekomst wellicht nog zelden zal worden gesanctioneerd met een nietigheidsoordeel.

Er kan uiteraard begrip worden opgebracht voor deze wijziging, die zelfs wenselijk was vanuit pragmatisch oogpunt. De oude regelgeving was tamelijk rigide en liet weinig manoeuvreerruimte voor de rechtbanken. De nietigheid van een procedureakte kon nadelig zijn voor de vooruitgang van een rechtszaak, die doorgaans al veel tijd in beslag neemt, en bijgevolg de gerechtelijke achterstand alleen maar groter maken.

Tegelijkertijd moet men er echter over waken om bepaalde principes inzake het taalgebruik in rechtszaken – die voor sommigen heilig zijn – niet zomaar over boord te gooien, temeer dit toch een gevoelig thema betreft binnen onze Belgische context. Vooral in de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Halle-Vilvoorde, die uiteindelijk zijn gesplitst na 50 jaar gekissebis, kan de matiging van de nietigheidssanctie leiden tot een minder strikte toepassing van de wet en tot een miskenning van de rechten van de taalminderheden. De wetswijziging spreekt dus – voor sommigen – niet noodzakelijk vertrouwen in.

Om deze reden werd er dan ook reeds op 5 juli 2018 een wetsvoorstel ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers, dat tot doel heeft terug te keren naar het oude systeem (http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/3220/54K3220001.pdf).

 

Wordt dus vervolgd …

Share this Post

Terug naar overzicht