Naar een (nog meer) regionaal gedifferentieerd strafrechtelijk risicobeleid?

Eerder deze week geraakten N-VA, CD&V en Open VLD het eens over een nieuw Vlaams regeerakkoord. Hiermee finaliseerden zij de startnota die in augustus al uitvoerig werd becommentarieerd. In die startnota werd een aanzet gegeven om justitiebeleid als een volwaardige Vlaamse bevoegdheid te zien. De handhaving van de Vlaamse bevoegdheden moest worden geharmoniseerd en het vervolgingsbeleid aangestuurd. Het regeerakkoord herneemt deze expliciete intentie. Hieruit, net als in de aanstelling van de eerste Vlaamse Minister van Justitie, blijkt de ambitie om ook een volwaardig Vlaams strafrechtelijk beleid te ontwikkelen dat ook betracht gecoördineerde handhavingsprioriteiten te bepalen.

Daar waar de regionale wetgever in talrijke bijzondere normen al langer bepaalde wat strafrechtelijk sanctioneerbaar is (bv. omgevingsrecht, bepaalde fiscale normen, …), is de intentie tot uitstippelen van een handhavingsbeleid recenter.

Op 7 januari 2014 sloten de federale en regionale overheden een akkoord om die laatste ook te laten deelnemen aan de vergaderingen met het College van Procureurs-generaal. Dit College bepaalt via omzendbrieven de strafrechtelijke prioriteiten; simpel verwoord welke inbreuken worden strafrechtelijk vervolgd en welke worden op één of andere manier administratief afgehandeld.

Dit samenwerkingsakkoord resulteerde vlak voor de verkiezingen in een omzendbrief COL 04/2019. Daarin legden de toenmalige Vlaamse regering en het College van Procureurs-generaal de Vlaamse strafrechtelijke prioriteiten vast. Die zijn onder meer:

  • ongeoorloofde economische migratie, detachering /uitzendwerk en discriminatie;
  • exploitatie zonder milieuvergunning of begin van regularisatie, afvalfraude, mestlozingen en onrechtmatige ontbossingen;
  • stedenbouwkundige handelingen zonder vergunning of begin van regularisatie;
  • verhuren van ongeschikt/onbewoonbare woningen en domiciliefraude.

Heel wat van die prioriteiten vallen ook, en soms vooral, binnen het spectrum van het ondernemingsstrafrecht. Er werd immers afgesproken dat inbreuken in die domeinen niet mogen worden geseponeerd om beleidsredenen (bv. omwille van onvoldoende onderzoekscapaciteit).

Dit bevestigt nog maar eens (nog meer dan voorheen wellicht) dat ondernemingen die actief zijn in verschillende gewesten hun strafrechtelijke risicobeheer op maat van de regionale normering zullen moeten afstemmen; m.a.w. een geografisch gedifferentieerd risicobeleid.

Tenslotte, dit spreekt voor zich, uitte de nieuwe Vlaamse regering de intentie om als overheid zeer streng toe te zien op de integriteit van haar privé-partners. Dit laatste is overigens ruimer dan het louter niet vermeld zijn in het strafregister.

© Joris Lambrechts & Patrick Waeterinckx

Share this Post

Terug naar overzicht