(Corona)nood breekt wet

Omwille van de huidige Covid-19-crisis moet de regering ook voor justitie allerhande maatregelen nemen ter indijking van het risico op besmetting en verspreiding van het virus. Zo worden in een ontwerp [1] van Koninklijk besluit o.a. een aantal maatregelen aangekondigd i.v.m. de strafprocedure (hierna ontwerp-KB) die van toepassing zijn voor de duur van de Covid-19-crisis. Het ontwerp-KB spreekt dienaangaande over de periode van 18 maart t.e.m. 19 april 2020. De Koning kan de einddatum wel verlengen bij een in Minsterraad overlegd besluit (art. 1 ontwerp-KB).

De aangekondigde maatregelen kunnen worden onderverdeeld in vier categorieën die hieronder kort worden samengevat.

Een eerste categorie maatregelen heeft tot doel de fysieke aanwezigheid van partijen in een strafprocedure zoveel mogelijk te beperken.

Voor een aantal hogere beroepen voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling (hierna KI) wordt bepaald dat ze schriftelijk kunnen worden behandeld (art. 2 ontwerp-KB). Het gaat o.a. over de zgn. Franchimontberoepen i.v.m. de participatierechten voor partijen aan het onderzoek. Het gaat om verzoeken tot inzage van een strafdossier, verzoeken tot bijkomend onderzoek en verzoeken tot opheffing van een onderzoeksmaatregel met impact op de goederen.

Bij de zittingen voor de strafuitvoeringsrechter (art. 4 en 5 ontwerp-KB) en de strafuitvoeringsrechtbank (art. 5 ontwerp-KB) wordt de vertegenwoordiging door een advocaat (tijdelijk) de regel. Enkel in het geval van een andersluidende gemotiveerde beslissing is de persoonlijke verschijning van de gedetineerde mogelijk. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Een gelijkaardige regeling werd uitgewerkt voor kamer voor de bescherming van de maatschappij (art. 16 en 17 ontwerp-KB). Deze maatregel hangt samen met de mogelijkheid die wordt geboden aan de rechtbank om te zetelen in gerechtsgebouwen in plaats van in de gevangenissen (art. 18 ontwerp-KB). De ratio legis is dan ook de overbrenging van gedetineerden (en geïnterneerden) zoveel mogelijk te vermijden om het risico op verspreiding van Covid-19 te beperken.

Een tweede categorie maatregelen grijpt in op de duur van het strafproces.

Volgens artikel 3 van het ontwerp-KB wordt de verjaringstermijn van de strafvordering en de straf opgeschort gedurende de termijn van de maatregelen (nl. van 18 maart t.e.m. 19 april 2020, eventueel verlengbaar), te vermeerderen met een maand (art. 3 ontwerp-KB).

Aldus wordt verhinderd dat de huidige significante vertraging in de werking van het gerechtelijk apparaat profijt zou opleveren op het vlak van de verjaring

De toevoeging van een termijn van één maand na beëindiging van de maatregelen wordt verantwoord omdat  de gerechtelijke instanties naar alle verwachting enige tijd nodig zullen hebben om terug hun gebruikelijke activiteitsgraad te halen.

Een derde categorie maatregelen grijpt rechtstreeks in op het procedureverloop van bepaalde onderzoekshandelingen.

I.v.m. identificatie van gebruikers van elektronische communicatiediensten (art. 46bis van het Wetboek van Strafvordering) en de registratie of lokalisering van telecommunicatie (art. 88bis van het Wetboek van Strafvordering) bepaalt het ontwerp-KB dat de procureur des Konings en de onderzoeksrechter gegevens kunnen vorderen over een periode die verder in het verleden ligt dan de thans wettelijk vastgestelde periodes (art. 19-20 ontwerp-KB).

Ook wat betreft het ‘heimelijk onderscheppen, kennisnemen, doorzoeken van dataverkeer in informaticasystemen’ (verder heimelijke zoeking) worden enkele afwijkende maatregelen opgenomen in het ontwerp-KB. Deze wijzigingen zijn echter voornamelijk van praktische aard. Zo wordt de vijfdaagse verslaggeving aan de onderzoeksrechter door de aangewezen officier van gerechtelijke politie voor de duur van de pandemie opgeheven (art. 21 ontwerp-KB). Die moet enkel nog verslag uitbrengen aan de onderzoeksrechter als de maatregel technisch correct is opgestart (art. 21 ontwerp-KB).

Ook de normale regeling i.v.m. verlenging van de ‘heimelijke zoeking’ gaat op de schop voor de duur van de pandemie. In afwijking van artikel 90quinquies van het Wetboek van Strafvordering kan de onderzoeksrechter de maatregel te allen tijde stopzetten, terug opstarten, verlengen of hernieuwen (art. 22 ontwerp-KB). Voor het stopzetten en terug opstarten van een lopende maatregel is ook tijdelijk geen nieuwe machtiging nodig (in afwijking van art. 90quater van het Wetboek van Strafvordering) (art. 22, derde lid ontwerp-KB). Dit geldt niet voor de verlenging en hernieuwing van de maatregel.

Een vierde en laatste categorie van maatregelen is gericht op de verbetering van de leef- en werkomstandigheden in de gevangenissen en de bescherming van gedetineerden. Het ontwerp-KB bevat heel wat bepalingen waarmee tijdelijk wordt afgeweken van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden.

Zo kunnen gedetineerden – conform artikel 6 van het ontwerp-KB – onder bepaalde voorwaarden [2] genieten van een verlengd penitentiair verlof voor de duur van de coronavirus-pandemie. Elk dossier zal aan een scrupuleuze risicoanalyse worden onderworpen. Komen hoe dan ook niet in aanmerking, seksuele delinquenten, personen veroordeeld voor terrorisme of die een straf in uitvoerig hebben waarvan het totaal hoger is dan 10 jaar (art. 7, tweede lid ontwerp-KB). Deze maatregel is erop gericht de concentratie van de gevangenisbevolking te verminderen en de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met het telkens verlaten van, en het terugkeren naar de gevangenissen te beperken (art. 6, § 1 ontwerp-KB). Tijdens dit verlengd verlof wordt de uitvoering van de vrijheidsstraf opgeschort (art. 6, § 2 ontwerp-KB).

Artikel 15 van het ontwerp-KB bepaalt dat de gevangenisdirecteur, vanaf zes maanden voor het einde van het uitvoerbaar gedeelte van de vrijheidsstraf, een vervroegde invrijheidstelling kan toekennen na beoordeling van de haalbaarheid ervan, en mits toetsing van bepaalde criteria (art. 15, § 1, eerste en vijfde lid ontwerp-KB). Tijdens deze periode dient de veroordeelde bepaalde voorwaarden te respecteren, op straffe van herroeping van de invrijheidstelling (art. 15, § 2 en 3 ontwerp-KB). Opnieuw geldt dit natuurlijk niet voor  seksuele delinquenten, personen veroordeeld voor terrorisme of die een straf in uitvoerig hebben waarvan het totaal hoger is dan 10 jaar (art. 15, § 1, vierde lid ontwerp-KB).

Tot slot kan de uitvoering van alle beslissingen tot o.a. toekenning van een uitgaansvergunning, penitentiair verlof of beperkte detentie worden opgeschort voor de duur van de pandemie. De gevangenisdirecteur kan hierop een uitzondering toestaan wanneer dringende en humanitaire omstandigheden dit rechtvaardigen (art. 14 ontwerp-KB).

© Patrick Waeterinckx, Jacques Vandeuren en Arne Fierens

[1] De tekst is dus nog niet 100% definitief maar we volgen eventuele evoluties op de voet.
[2] Zie art. 6-13 van het ontwerp-KB. Een van de voorwaarden bestaat erin dat men geen gezondheidsrisico mag vormen voor de personen bij wie men zich vestigt voor de duur van het verlengd verlof.

Share this Post

Terug naar overzicht